leidenlanguageblog

Leenwoorden onder de loep

Leenwoorden onder de loep

Het Nederlands heeft in de loop van zijn geschiedenis duizenden woorden uit andere talen overgenomen. Tegenwoordig komen de meeste van deze leenwoorden uit het Engels, maar er was een tijd dat het Frans de grootste leverancier van nieuwe woorden was.

Een tijdje terug was er een radioreclame van een Frans automerk waarin een van de automodellen werd aangeprezen: de Avantage. In de reclame werd uitgelegd dat het woord avantage Frans is en ‘voordeel’ betekent. Telkens als ik deze reclame hoorde, kon ik een glimlach niet onderdrukken. In deze reclame werd het woord avantage een Frans woord genoemd, maar er was een tijd dat het ook een Nederlands woord was, overgenomen uit het Frans. Het Woordenboek der Nederlandsche Taal vermeldt dit woord nog, met de toevoeging dat het verouderd is. En dat geldt voor wel meer woorden. Wat dacht je van dangereus, defroyeren of immeubel? Allemaal woorden die ooit – met wat aanpassingen – uit het Frans zijn geleend, maar de Dikke van Dale kent ze anno 2022 niet meer.

Aan de andere kant zijn er ook heel veel oorspronkelijk Franse woorden die nog wél in het Nederlands aanwezig zijn. Woorden als amoureus, bagage en gênant zijn gemakkelijk als zodanig te herkennen, maar voor andere leenwoorden is het minder duidelijk. Wie zou bijvoorbeeld kunnen vermoeden dat het woord plaats oorspronkelijk uit het Frans komt, of leveren, of zot? Zomaar een paar voorbeelden uit de duizenden Franse leenwoorden die het Nederlands rijk is. De meeste daarvan zijn al vóór de twintigste eeuw ontleend, want waar het Nederlands tegenwoordig de meeste nieuwe woorden uit het Engels haalt, was tot en met de negentiende eeuw het Frans de populairste ‘leentaal'.

En dat is niet zo heel gek. Het Frans fungeerde vanaf de middeleeuwen tot in de negentiende eeuw als een lingua franca voor Europa: het was een algemene communicatietaal voor zaken als handel, diplomatie, cultuur en wetenschap. Een beetje de functie die het Engels nu heeft voor bijna de hele wereld. Maar het ging nog verder: de Franse cultuur had zo’n hoog aanzien in de rest van Europa, dat het Frans op een gegeven moment door de elite als dagelijkse omgangstaal werd gebruikt, ook in Nederland. Wie dus in een internationale setting werkte of hogerop wilde komen op de sociale ladder, moest in enige mate kennis hebben van het Frans. En door dat vele contact van moedertaalsprekers van het Nederlands met het Frans, konden er veel leenwoorden uit het Frans in het Nederlands terechtkomen.

Hoewel er imposante lijsten beschikbaar zijn met woorden die ooit aan het Frans ontleend zijn, is er verder niet zo veel taalkundig onderzoek gedaan naar het gebruik van deze leenwoorden tijdens de ‘hoogtijdagen’ van de Franse invloed op het Nederlands – van de middeleeuwen tot circa 1900. Werden die leenwoorden bijvoorbeeld veel gebruikt in Nederlandse teksten, verschilde het gebruik per periode, kwamen in de ene tekst meer leenwoorden voor dan in de andere? Dat zijn een paar van de vragen die ik heb proberen te beantwoorden in mijn promotieonderzoek.

Voor dit onderzoek heb ik mijn eigen corpus met teksten samengesteld uit de periode tussen 1500 en 1900. Ik heb deze periode opgedeeld in acht perioden van 50 jaar (dus 1500-1549, 1550-1599 enzovoort) en voor elke periode heb ik verschillende soorten teksten in mijn corpus opgenomen, zoals notulen, testamenten, brieven en toneelstukken. Alles bij elkaar bevat het corpus meer dan 250.000 woorden. En die woorden ben ik één voor één langsgegaan om te bepalen welke van deze woorden Franse leenwoorden zijn. Dit kun je doen door de woorden op te zoeken in etymologische woordenboeken, die de herkomst van woorden vastleggen. De Etymologiebank en het Woordenboek der Nederlandsche Taal zijn heel belangrijke etymologische bronnen.

Fragmentleenwoordenlinks Fragmentleenwoordenlinks
Fragment uit een negentiende-eeuwse brief geschreven door Jan Pieter van Klinkenberg Dozy aan zijn dochter. Collectie Erfgoed Leiden en Omstreken.
Fragmentleenwoordenrechts Fragmentleenwoordenrechts
Fragment uit een achttiende-eeuws extract van een testament. Collectie Erfgoed Leiden en Omstreken.

Uiteindelijk heb ik van meer dan 8.000 woorden in mijn corpus kunnen vaststellen dat deze uit het Frans komen. En als je dan kijkt hoe die leenwoorden zijn verdeeld over de perioden, dan blijkt dat het aantal leenwoorden tussen 1500 en 1750 (dus in de eerste vijf perioden van 50 jaar) elke periode steeds verder toeneemt in het corpus. Maar in de laatste drie perioden, van 1750 tot 1900, daalt het aantal Franse leenwoorden juist, en elke volgende periode steeds verder. De periode 1700-1749 is dus de tijd waarin de meeste Franse leenwoorden werden gebruikt.

Er zijn ook verschillen tussen verschillende soorten teksten. Als we in een willekeurige periode brieven en toneelstukken vergelijken met notulen en testamenten, dan blijkt dat in die eerste twee tekstsoorten veel minder Franse leenwoorden voorkomen dan in de laatste twee. In formelere teksten is de neiging dus groter om Franse leenwoorden te gebruiken. Maar ook in die teksten daalt het leenwoordgebruik na verloop van tijd, en vooral in de negentiende eeuw. In de testamenten is deze daling goed te zien, en uit die testamenten blijkt ook een belangrijke reden waarom het aantal leenwoorden daalt. Voor begrippen waarvoor in de achttiende eeuw meestal nog een Frans leenwoord werd gebruikt, wordt in de negentiende eeuw steeds vaker een Nederlands synoniem gehanteerd. Dus resideren is wonen geworden, accorderen is veranderd in goedkeuren, presentie in aanwezigheid: de invloed van het Frans was op zijn retour (om het maar even met een Frans woord te zeggen). Sindsdien zijn er nog wel woorden uit het Frans ontleend en sommige leenwoorden bleven onverminderd populair, maar andere werden steeds minder gebruikt, en sommige woorden verdwenen helemaal uit het Nederlands. En dus praat een moderne Nederlander niet meer over een extraordinaire avantage (of zelfs een avantage extraordinaire), maar over een buitengewoon voordeel.