"Dat bedoelde ik niet!" (Deel 1)
Verdedigingstechnieken na een ‘foute’ uitspraak
“Als je er eenmaal op
gaat letten is het een verschijnsel dat je bijna dagelijks in het nieuws
aantreft: mensen die worden beschuldigd iets te hebben gezegd dat om een of
andere reden niet acceptabel is. Vorig jaar publiceerden wij in het
tijdschrift Argumentation een artikel (open
access) over de technieken die mensen gebruiken om zich tegen zo’n
beschuldiging te verdedigen.
Een geruchtmakend voorbeeld. Volgens James Comey, toen nog de baas van de FBI, zei Donald Trump in januari 2017 tegen hem:
Comey interpreteerde dit als een verzoek van Trump om zijn onderzoek naar Michael Flynn, en diens contacten met Rusland, te beëindigen. Maar volgens de Republikeinen had Comey Trumps woorden verkeerd geïnterpreteerd: Trump had geen verzoek gedaan maar alleen maar zijn hoop uitgesproken. Als je alleen naar de letterlijke betekenis van zijn uitspraak kijkt, klopt dat ook. Het is een voorbeeld van een veel voorkomende verdedigingstechniek, die ook meteen laat zien waarom het onderwerp taalkundig interessant is: je neemt alleen verantwoordelijkheid voor de letterlijke betekenis van wat je hebt gezegd en je ontkent de impliciete boodschap. Die laatste komt uitsluitend voor rekening van je ‘tegenstander’ – zo had je het helemaal niet bedoeld!
Statusleer
Een beroep op de letterlijke betekenis is één van de manieren waarop je je kunt verdedigen tegen de beschuldiging dat je iets verkeerds hebt gezegd, maar dat is natuurlijk niet de enige. Om de verdedigingslinies inzichtelijk in te delen, zijn we te rade gegaan bij de ‘statusleer’ uit de klassieke retorica. Volgens Hermagoras van Temnos, die leefde in de tweede eeuw voor Christus, kan iedereen die beschuldigd wordt van een misdaad in principe kiezen uit vier zogenaamde ‘staseis’.
- Ontkennen dat je de daad gepleegd hebt
- De daad anders omschrijven (bijv. als ‘doodslag’ in plaats van ‘moord’)
- Een beroep doen op verzachtende omstandigheden
- Je beroepen op een procedurefout
Als we die klassieke indeling toepassen op de beschuldiging dat je een ‘foute’ uitspraak hebt gedaan (een uitspraak is tenslotte ook een daad), levert dat de volgende vier algemene strategieën op.
- ‘Ik heb dat nooit gezegd’
- ‘Ik bedoelde dat anders’
- ‘Er zijn verzachtende omstandigheden’
- ‘Wie ben jij om mij hiervan te beschuldigen?’
Van die vier verdedigingslinies is met name de tweede taalkundig interessant, zoals in het voorbeeld met Comey en Trump. Voordat we daar verder op ingaan, eerst kort over de andere drie.
De eerste strategie, ontkenning, is natuurlijk de sterkste, tenzij er bewijs bestaat dat je de uitspraak wel degelijk hebt gedaan. Zo moest Trump zijn claim dat hij Meghan Markle nooit ‘nasty’ had genoemd terugnemen nadat de opnames van het betreffende interview waren gepubliceerd. (Vervolgens koos Trump voor de tweede verdedigingslinie, waarvan wij in het artikel laten zien dat die in dit geval redelijk en overtuigend was.)
Wie kiest voor de derde strategie en dus een beroep doet op ‘verzachtende omstandigheden’ geeft meestal toe dat de betreffende uitspraak inderdaad onwaar of onacceptabel was. De spreker kan zich natuurlijk simpelweg vergist of versproken hebben – zoals staatssecretaris Barbara Visser claimde nadat ze ‘abusievelijk’ had gezegd dat ze een half jaar op zoek was naar een andere locatie (dan Vlissingen) voor de marinierskazerne terwijl ze daarmee al anderhalf jaar bezig was. Visser noemde dat een ‘verspreking’. Zo kan je er bijvoorbeeld ook op wijzen dat je dronken was ten tijde van de uitspraak, of dat je die hebt gedaan ‘in the heat of the moment’, zoals in de context van een protestdemonstratie. Een modern excuus is nog dat je twitter-account gehackt was.
In het geval van publieke discussies over ‘foute’ woorden is het misschien wat gek om van ‘procedurefouten’ te spreken (zoals in de klassieke linie 4), maar je kan er als beschuldigde wel voor kiezen om helemaal niet op de beschuldiging in te gaan en in plaats daarvan een tegenaanval in te zetten op degene die je beschuldigt; de parallel daarvan in de klassieke statusleer is erop wijzen dat de rechter niet bevoegd is en dus suggereren dat de procedure niet deugt. Als Trump een beschuldiging afdoet als afkomstig van de ‘fake news media’, is dat een voorbeeld van deze strategie.
Linie 2: een taalkundige verdediging
In de tweede verdedigingslinie gaat het om verdedigingen die een beroep doen op de precieze betekenis van de uitspraak. Daar zijn ten minste drie soorten van. Als je wordt aangevallen op iets wat je niet letterlijk zo hebt gezegd, kun je ontkennen dat je dat bedoelde (“ik bedoelde dat letterlijk!”). Als je daarentegen wordt aangevallen op een letterlijke lezing van je woorden, kun je een niet-letterlijke lezing verdedigen (“ik bedoelde dat niet letterlijk!”). En je kunt ook nog de letterlijke betekenis van je woorden zelf ter discussie stellen (“dat is niet de letterlijke betekenis!”). (...) Lees Deel 2 "Dat bedoelde ik niet!"
Originele tekst: “Dat bedoelde ik niet!” (neerlandistiek.nl)